Ik reed van de week vanuit Brussel terug naar huis. Ik had een beurs bezocht en het was laat geworden. Het asfalt schoot onder me door en de regen viel met bakken uit de hemel. Ik vind het niet onprettig om met een muziekje in mijn eigen wereld te verkeren, terwijl de afstand naar huis steeds kleiner wordt. Het vooruitzicht van thuis komen maakt me altijd dankbaar en blij. Een lange rit geeft me ook de mogelijkheid om mijn gedachten de vrije loop te laten.
Sommige routes doe ik vaak. En sommige plekken op een route hebben een betekenis, herinnering of gevoel. Wanneer ik over de A67 de grens tussen Limburg en Brabant passeer bel ik vaak even met Danielle. Soms neemt ze op, soms spreek ik wat in op de voicemail. Wanneer ik voorbij Utrecht rij, denk ik onwillekeurig even aan Barry. Stuttgart hoorde vroeger bij Andy, nu bij Jochen. Como, Milaan? Even Andrea of Sara bellen. Als ik dan toch in de buurt ben, kan ik net zo goed bellen of er even langs rijden. Ook al gebeurt dat niet werkelijk, dan heb ik althans toch met de gedachte gespeeld.
Maar ik reed dus terug vanuit Brussel. Richting Antwerpen. Met op de borden aan de kant van de weg de namen van steden, wegnummers en afritten, waaronder Gent en Brugge. Antwerpen, Gent, Brugge. Willem.
Normaalgesproken zou ik nu Willem hebben gebeld. Zijn nummer staat nog steeds in mijn ‘favorieten’. Ik realiseerde me ineens dat het precies een jaar geleden was dat we elkaar voor het laatst gezien hadden. Ik had een congres in Gent, net zoals het jaar daarvoor. Toen logeerde ik bij Veerle en Willem. Deze keer verbleef ik in een prachtig hotel nabij Gent en ik had met Willem afgesproken voor een hapje en een drankje. Twee vrienden die van de mogelijkheid gebruik maken elkaar te zien en bij te kletsen.
“Gozer, ben jij thuis? Doen we een koffie…?”, vroeg hij me wanneer hij voorbij Eindhoven kwam. “Zeg, maatje, ik moet morgen in Antwerpen zijn. Heb je zin om even te gaan lunchen?”. Soms kwam het niet uit, vaak deden we echter de moeite om plannen om te gooien of toch even om te rijden. Afgezien van de bijna dagelijkse chat-berichten via WordFeud (niet alleen over de achterlijk vergezochte woorden waar Willem dikke punten mee scoorde, en; wat is in ‘s hemelsnaam een ‘wem’?), betekende een persoonlijke ontmoeting ook altijd een persoonlijk gesprek zoals je dat niet in een WhatsApp berichtje kunt stoppen. Over de ditjes en datjes van het leven, over hoe we dingen hadden meegemaakt en wat we in de nabije toekomst nog op stapel hadden staan. Over hoe we ons voelden en wat ons bezighield.
Zo ook in wat dus later ons laatste gesprek bleek te zijn. Ik heb daar vaak aan terug gedacht. Of ik meer tussen de regels had moeten lezen. Of er dingen gezegd zijn met een diepere lading. Of ik werkelijk goed geluisterd heb en of we elkaar echt begrepen hebben. Het zijn de dingen van achteraf. Toen gingen we uit elkaar zoals we dat altijd deden. Met een grap en de belofte om het snel over te doen. Steevast sloten we af met een een kus en een omhelzing. En dan zeiden we: “Hé maatje… De memmen…”.
Maar nu zwiepten de ruitenwissers. En de regen hield aan. In plaats van het kiezen van een telefoonnummer, koos ik muziek om mee naar huis te rijden. Geen afspraak, geen belletje, geen gesprek. Naar huis, naar thuis. Wanneer ik in het Schelde-gebied rij zal ik aan Willem blijven denken. Gent is voor altijd de plek van de laatste omhelzing geworden.
Comments are closed