Ik mag graag een koffietje drinken. Niet een grote mok hete teer. En ook geen warme melk met een zoet smaakje, aangevuld met een sprietsje koffie. En zeker geen ‘opgeschuimde-koude-pompoen-kruid-met-havermelk’-meuk met een rietje.
Een koffietje. Een espresso. Een kleintje. Zonder suiker, geen melk; gewoon puur. En vers. Ik heb een tijdje in Italië gewoond en dat heeft me enigszins verpest. Ik geef het toe; het is een 1e-wereld ‘probleem’.
Boontjes malen, piston vullen, koffietje tappen. Heerlijk.
We gingen een tijd geleden met onbekenden uit eten. Iets met het werk. Een man vertelde me dat hij erg graag koffie drinkt. “Ah”, dacht ik, “een gespreksonderwerp waar ik iets mee kan”. Dus vroeg ik of hij een bepaalde koffie dronk. Wat ik bedoelde? Nou, welke boon? Hoe gebrand en gemalen? Welke smaak ie lekker vond.
Krekels.
Bonen? Ja, gewoon uit een grote zak. Geen idee. Je weet wel, gewoon van die goed donker gebrande koffiebonen. Maar dan wel met de automatische melkopschuimer en flink wat melk de koffie ook meteen luxe maken en een beetje opleuken. Als je dan toch koffie gaat zetten, dan ook maar meteen goed.
Wat hij bedoelde te zeggen, is dat hij vooral van een duur merk koffiemachine hield. Niet persé van de koffie zelf, maar van het hebben van een indrukwekkend apparaat van naam en faam om mee te pronken. Een Amerikaanse pick-up truck als boodschappenwagen in een drukke binnenstad. Een 80-liter Hobart planeetmenger voor één zondagmiddagcake. Een Tatonka Yukon rugzak voor een wandeling in het stadswandelpark om je boterhammen en wat water voor de picknick mee te nemen. Wilson Audio Chronosonic speakers om je MP3 muziek via bluetooth te beluisteren.
Tja. Kan. Ieder zijn ding.
Mocht je Senseo lekker vinden dan heb ik daar wel een mening over. Nespresso is ook een variant. En er is voor iedereen wel iets te vinden. Maar dat wil niet zeggen dat je dan ook echt van koffie geniet. Eerder dat je een shot cafeïne wilt, of gewoon een ‘straight up’ bakkie pleur. Zo een met een olievlek erop en die net aan lauw met wat klontjes suiker erin net binnen te houden is. Als in: ergens net na middernacht na een lange zware dag, bij een pompstation, of ’s ochtends vroeg wanneer je ergens vrijwilligerswerk doet en er niets anders te krijgen is.
Of, zoals de connaisseur, die precies weet wat de temperatuur, waterdruk, pH-waarde, koffie-grammage, pluk-/was-/brandverhouding, en karaktereigenschappen van de boon, de grond, hoogte van de berg, zonuren, en zelfs de namen van de vrouw en het team van de eigenaar van de plantage zijn.
Ik zit daar ergens tussenin. Doe mij een kleintje uit de “caffettiera moka” of een doppio, een halve mok uit de “Franse cafetière” of zelfs een gewoon goeie filterkoffie. Dat hoeft helemaal niet perfect. Maar liefst wel van een smaakvolle koffieboon. Niet uit een zak met pretentie en uitgescheten door een of andere exotische kat of een olifant, maar ook niet de ongesorteerde schimmelige overblijfselen van te lang bewaarde bulkbonen.
Ik mag dus graag een koffietje drinken. Maar het hoeft allemaal niet te moeilijk. En dat geldt eigenlijk voor alles in het leven. Als het maar van een zekere kwaliteit is.

Comments are closed