Afgelopen week liep ik weer eens op een beurs in Duitsland rond. Je weet wel, marketing blabla en een bratwurst als lunchgerecht. Ik noem het ook wel “the traveling circus of familiair faces”.
Door het jaar heen komen stropdassen en mantelpakjes geregeld bijeen in aangeklede beurshallen en bevolken ze de lokale hotels, waar ze, na een dag de stappenteller gevoed te hebben en het tijd is de nette schoenen van de pijnlijke voeten te trekken, nog eens samenkomen in de barretjes, lobby’s en restaurants van hun hotel. Bert Haanstra had er een mooie docu over kunnen maken. Fascinerend fenomeen, de barre beurs bezigheden.
Omdat ik pas last-minute geboekt had en niet in de drukte van een binnenstad wilde zitten, had ik een aardig hotel tegen een aardige prijs weten te vinden. Op 15 minuten rijden van de parkeervelden naast de blokkendozen waarin tijdelijke etalages waren opgebouwd. Eentje zonder bar of restaurant, op een dorpse plek in de buurt van een bedrijventerrein. Vriendelijke eigenaar, schoon en opgeruimd geheel, voldoende parkeergelegenheid en prima ontbijt. En met een 10% kortingsdeal bij een nabijgelegen dorpsrestaurant. Een “Spargel & Schnitzel” paradijs. Waar tijdens beurzen en evenementen de lokale clientele het mondiale reisvolk ontmoet.
Bij binnenkomst werd ik, als solo klant, naar het oude “Stammtisch” gedeelte geleid. De reguliere bezoekers zaten in de nieuwe aanbouw. Ik kwam aan een tafeltje voor twee te zitten, met uitzicht op de bar en een doorkijkje via de klapdeur naar de keuken. Pannen vol met schnitzels. Bakken vol met asperges. Maandagavond, schnitzelavond. Wiener, Jäger, Zigeuner, Hawaii, Champignon, Pfefferrahm. Maar de lappen vlees waren allemaal hetzelfde formaat dood zwijn.
Naast mij in de hoek van het ietwat uitgeleefde restaurant kwam een man te zitten. Een glimmende man. Glimmend haar, glimmend baardje, zongebruind glimmend hoofd. En patserchique gekleed. Iets te glimmende klok om zijn pols, iets te glimmende ketting om zijn nek, iets te machomannetje in zijn houding. En even later schoven er twee hoerige wijven bij aan. Type dikke tieten, hoge hakken, opgespoten lippen, strakgetrokken vel. En ook heel erg glimmend. Zelfs de krappe leren broek van de een was glimmend.
Het oberinneresje mopperig en wat kortaf. En slecht verstaanbaar. Een Slavisch accent kleurt haar Duits. Mijn bestelling – een witbier, een soep, een steak en een salade – komt met moeite in haar notitieblokje. De maitre heeft ook een spraaksaus uit het oosten over zijn woorden. Uiterst vriendelijk tegen de pooierige man naast mij, onverschillig tegenover mij en ronduit bozig tegen de barman. Iets met koolzuur op de pils-op-vat Anlage.
Na mijn voorgerecht is de tafel naast me al lodderig aan het worden. De gulzige grieten hebben van de glimmende gast al een paar keer hun glazen gevuld gekregen. En de maitre is maar wat gedienstig om hen te voorzien van drank. En terwijl de andere eters geduld moeten hebben om hun asperges met ham, kaas en eieren geserveerd te krijgen, blijkt er naast mij geen enkele hapering te zitten in de snelle bediening. Het valt op.
En dan deel ik in die snelle service. Ik zag dat de maitre de bediening aanstuurde om ook mij te voorzien van goede service. Mét glimlach. Het oberinneresje staat vaker aan mijn tafel om te vragen of alles nog naar de zin is, of ik nog wat wil drinken, nog wat brood wil, misschien nog een beetje extra kruidenboter. Ik krijg een fijne steak met lekker gebakken aardappels en nog een glas lokaal donker bier zonder daar om gevraagd te hebben. Ik wil eigenlijk nog alleen een enkel bolletje vanille-ijs toe. Dat is geheel niet aan de orde. Want hoewel er geen Dame Blanche op de kaart staat, word mijn mini-dessert ineens een volledig aangeklede schaal ijs met koek, slagroom en choladesaus.
De kok komt eens uit zijn hok. Het verklaart de kaart. Zijn uiterlijk is een reflectie van hoe het eten eruit ziet. Rechttoerechtaan. Geen gezeur en geen gedoe. Gewoon een stuk vlees met patatten op je bord. Geen glimlach, geen vriendelijke blik. Aan liflafjes wordt hier duidelijk niet gedaan. Wel aan smeermiddelen.
De protserige patser met zijn opgedirkte dames zwalken zwierig het restaurant uit en ik krijg, vanzelfsprekend, bij mijn koffie een Slivovitsj geserveerd. Met een knipoog van de maitre en een glimlach van de bediening. Of ik maar gauw weer eens kom eten.
Eerst maar eens de dagen op de beurs doorkomen. En dan mogelijk een volgende keer dit lokale eetlokaal bezoeken. Of niet.
Comments are closed