Ze kwamen aanrijden in hun ooit mooie auto. Duur, toen, maar nu een barrel dat geen afschrijving meer behoeft. Vergane glorie, maar nog steeds wel met een air van “ga aan de kant, hier kom ik aan”. Ik was nog aan het inparkeren, maar dat ging schijnbaar niet snel genoeg. Het ongeduld spatte er vanaf. En ze wilden dus precies naast ons parkeren.
Voordat ik mijn portier kon openen, stond de bestuurder naast zijn auto gebarend richting de bijrijder, ondertussen mij blokkerend door met zijn deur gevaarlijk dicht tegen onze auto aan te staan. Er was duidelijk een spanning tussen de chauffeur en de passagier, en die uitte zich in rijstijl (schokkerig, gehaast), parkeerstijl (hun brik scheef en ongecontroleerd net niet binnen de belijning en net iets te dicht onze kant op), en houding (een haastige voorwaartse drang die leek tegen gehouden te worden door een onzichtbare kracht in het universum).
We maakten een opmerking naar elkaar in de trant van “nou, nou, die hadden niet echt plezier”, en “tja, met zo’n haast is parkeren ook een ding”. Maar zo gehaast het stel even onze tijdlijn had gekruist, zo snel waren we ze ook weer vergeten. Want: wij gingen iets leuks doen. En we keken er naar uit.
Bij binnenkomst bleek dat het stel precies voor ons aan de balie stond. Hij verlept tweed jasje. Smotsige coltrui van ondefinieerbare kleur. Zij bril op het puntje van de neus. Opzichtig gekleed. Schril contrast van haar kleurenpalet met zijn muffe niksigheid. Gek eigenlijk hoe volledig onbekende mensen direct in je allergie kunnen schieten. En niet eens vanwege dat slordige, haastige en vervelende gedoe op de parkeerplaats. Maar iets bij dit stel was, tja, dissonant. Dissonant naar elkaar en naar hun omgeving.
In de foyer liep het stel gehaast richting de ingang van de zaal. De deuren nog gesloten. Het zou nog een half uurtje duren. Nu, zij bij de deur achtergelaten, hij quasi geïnteresseerd ergens anders kijkend naar iets van kunst aan de muur. Zeker niet bij elkaar in de buurt. Was er misschien eerder iets voorgevallen? Zij nog even de lippen stiften, fel rood op een fletse huid. Hij al het barrel aangetrapt, want oude auto met kuren, maar meer nog vanwege de haast. Kom op! Anders zijn we straks te laat, kunnen we nergens parkeren en zitten we achteraan en eigenlijk wilde ik niet eens, maar moest jij zo nodig, schiet nou toch op! Ik heb zelfs mijn tweed jasje hier voor aangetrokken.
Er was dus irritatie. En dat werd alleen maar erger, omdat er nu wel heel veel mensen bij de deur kwamen staan. Zij hadden immers hun plek geclaimd. Anderen zouden misschien wel eerder naar binnen glippen. Zij voelde zich nu het badlaken op de strandstoel dat daar voor het ontbijt was neergelegd. Hij nam nog een croissantje aan het buffet voor het zonnebaden in de vorm van ook nog eens rustig een ander object te bekijken en een beetje door de foyer te slenteren. Geveinsd intellect. Haar achtergelaten als piketpaaltje.
Het ongeduld groeide en de man nam een besluit. Hij beende richting de deur. Langs de mensen af. Een korte blik naar het paaltje, en toen trok hij de zaaldeur open. Staan we hier wel goed? Gaat het nog niet beginnen. Het was toch half acht? Geweest. We zouden nu toch wel naar binnen mogen? Hier hebben we ons immers toch voor gehaast? Mijn jasje voor aangetrokken? FOMO? Entitlement? Of toch om er dan weer zo snel mogelijk vanaf te zijn en naar huis te kunnen pruttelen?
Er ontstond zo’n beetje een gezamenlijke denkwolk. Het was niet alleen ons opgevallen. De dissonante trilling had ook anderen bereikt. Mensen keken, wisselden een blik uit, stootten elkaar aan. Zie je dat stel? Waar wij met velen vooral uit leken te kijken naar gewoon een leuke avond, was dit koppel als een pijnlijke blauwe plek, een zeurende pijn, een stijve nek. Laat ze maar, niet teveel aandacht aan besteden. De hoofdpijn gaat vanzelf over. De scheet verwaait en de geur verdwijnt.
Het badlaken en de scheet vlogen naar binnen toen de deur naar de zaal openging. De deur aan de andere kant net een fractie eerder. De eerste rij al bijna bezet. Paniek. Dan de tweede rij, maar wel precies in het midden. Aanwijzingen van het personeel negerend: nee, wij gaan niet doorschuiven, wij gaan hier zitten en we blijven hier zitten, wat iemand daar ook van vindt.
Tja, dachten wij nog. Dat was dat. Nu eens zien wat de avond ons brengt. Luchtig vermaak. Plezierig tijdverdrijf. We hadden het naar onze zin. En het korstige koppel verdween in de vergetelheid. Het enige dat we er nog van zagen, was hun precies dezelfde uitdrukking op het gezicht en dezelfde haastige onhandigheid bij het verlaten van het theater. Of ze het naar de zin hadden gehad? Geen idee. Ik hoop het voor ze. Ze waren in ieder geval ook bij vertrek de eersten om het pand te verlaten, en niemand die ze daarbij in de weg heeft gelopen. Laat ze maar lekker ergens anders het universum uitdagen.
Comments are closed