In de stilte van het park, waar je wat vogeltjes hoort, een beetje ruisen van de wind in de dorre bladeren en het knerpen van steentjes onder mijn schoenen, komt er van ver het geluid van muziek naderbij.
Ik probeer te ontdekken wat de muziek is. Misschien herken ik het. Het lijkt alsof er iemand op de fiets aankomt met een bluetooth speaker. Hoe grappig zou het zijn als ik het herken, de text weet en die vervolgens even hard mee ga zingen wanneer deze persoon voorbij fietst. Misschien een blik van herkenning en een glimlach van gelijkgestemden. Een kleine muzikale groet tussen vreemden.
Maar ik kan er nog geen chocola van maken. Er zit wel ritme in, maar iets van zang hoor ik niet, laat staan dat ik er dan woorden uit zou kunnen halen. Het geluid komt dichterbij en ik bedenk dat er helemaal geen vocalen inzitten. Jammer, dan maar niet. Dan maar geen knikje van herkenning, niet een soortement van kleine groet die motorrijders vaak uitwisselen.
Net zoals je een sirene van de hulpdiensten anders hoort wanneer deze op je af komt, dan wanneer het geluid je voorbij schiet en je achterlaat, is ook hier sprake van vervorming.
De fietser haalt me in en ineens is het duidelijk. Death metal. Wel met vocalen. Maar met iets minder melodie en iets minder harmonie. En niet iets uit mij bekend repertoire. Dit is heftig metaal, gemaakt om de onderbuik te laten spreken.
Het lijkt een student die na een lange dag in de banken met z’n lange lijf naar huis ploetert om zich daar te gaan buigen over nog meer wijsheid. Of naar de schuur zal verdwijnen waar hij met z’n bandje nog wat boosheid eruit gaat persen.
Er zit ook iets van woede in de pedalen. Het pad loopt iets omhoog, dus het kan zijn dat het aanstrakken van de spieren alleen maar bozig lijkt en de geluidsdrager eigenlijk in volledige kalmte de heuvel opklimt.
En dat zou eigenlijk ook wel beter passen bij de geur die nu mijn neus inkruipt. Het riekt rustgevend naar de duidelijke dampen van een groene sigaret. Het is me nog niet in de volle glorie binnengedrongen, of ik zie dat de metalen pedalen trapper een hele wolk verdoving uitademt. Een goei geurke, zouden we dan zeggen.
Zo kalmerend als de damp kan zijn, zo dwingend klinken de klanken van het wegstervend metaal. En ineens is het weer stil als de fietser de heuvel over is en uit het zicht verdwijnt. De damp blijft nog even hangen; dat was ook het enige stukje herkenning misschien. Maar met de stilte komt ook weer de frisse lucht van de natuur terug.
Comments are closed